Juli, 1915. In mijn dagboek beschrijf ik – in het Frans – de nationale feestdag, een viering in mineur. Bovendien is Auguste Reynaert, de burgemeester van Kortrijk net gestorven. Ik woon in het centrum van Kortrijk.
Januari, 1917. Brrr, wat is het koud! Mijn echtgenoot Amand Decancq is een Z.A.B.’er of verplicht tewerkgestelde arbeider achter het front. Ik blijf achter in Kortrijk met vier kleine kinderen.
November, 1917. Ik voer als Ortskommandant het bevel over Kortrijk. Ik ben streng voor de bevolking, maar dat moet. Mijn zoon Manfred von Richthofen, is een knappe Duitse piloot.
Oktober, 1918. De doorbraak van de geallieerde legers is eindelijk aan het lukken. Ik ben een getrainde piloot en maak mij klaar voor het volgende luchtgevecht. Mijn laatste?
December, 1918. Tijdens de oorlog was ik een spion in Kortrijk. Het netwerk waartoe ik behoorde, werd verraden. Mijn vrienden zijn gefusilleerd maar ik keerde terug naar huis.
Februari, 1921. Ik ben een Kortrijkse dokter en verblijf in Nederland. Ze hebben me ter dood veroordeeld wegens mijn Vlaamsgezindheid . Toch heb ik geen spijt.