
Voedselhulp
Ten gevolge van de oorlogsomstandigheden werd 54 % van de Kortrijkse bevolking werkloos. Zo ook textielarbeider Amand Decancq, echtgenoot van Madeleine Pollefeys. Samen hadden ze vier kinderen. Amand werd in oktober 1916 door de Duitsers opgepakt voor verplichte tewerkstelling, die zou duren tot maart 1917. Madeleine was, net als vele andere Kortrijkzanen, aangewezen op de hulp van de zgn. comiteiten of liefdadige instellingen.
*Boodschappen doen vereiste toen heel wat inspanningen. Je moest ook steeds de nodige kaarten en vergunningen op zak hebben.
a. Maak een lijst in twee kolommen, waarbij je links noteert waar Madeleine naartoe moest en rechts wat ze er kon bemachtigen.
b. Wat stuurde ze uiteindelijk op naar haar man?
**Vanaf het begin van de oorlog ontstond in België een groot tekort aan ingevoerd voedsel, ook in Kortrijk.
a. Zoek op wat de “Commission for Relief in Belgium” was. Van wie ging het initiatief uit? Hoe werkte deze organisatie?
b. Hoe verklaar je dat de prijzen zo strikt werden gereglementeerd?
Verplichte arbeidDe verplichte arbeid in dienst van de Duitsers ging in Kortrijk van start in oktober 1916. Amand Decancq, echtgenoot van Madeleine Pollefeys, was bij de eerste lichting. Hij werd ingeschreven bij het Zivil-Arbeiter-Bataillon (Z.A.B.) onder nummer 20/4.155. Meer dan 2000 Kortrijkzanen ondergingen hetzelfde lot.
*De leefomstandigheden van de verplichte dwangarbeiders, zgn. “weggevoerden”, lieten te wensen over, en dat is nog zacht uitgedrukt.
a. Onderzoek het geval van ZAB’er Jérôme Lapeau. Wat moest zijn familie volgens hem doen om hem naar huis te halen? Leg uit in één zin.
b. Wat gebeurde er in Bissegem op 11 juni 1918? Eén zin.
c. De verplichte arbeid joeg bijna 100 Kortrijkzanen de dood in. Maak een tabel met het aantal slachtoffers in (1) Kortrijk en nabije omgeving (2) Frankrijk (3) elders.
**In een markante brief van 11 oktober 1916 richtte het stadsbestuur van Kortrijk zich tot de Duitse overheid in verband met de verplichte arbeid. Lijst in twee kolommen en in je eigen woorden op welke toegevingen de bestuurders deden aan de Duitsers (links) en welke eisen ze stelden (rechts).
Oorlogseconomie
De vele opeisingen van de Duitsers en de oorlog op zee verhinderden de aanvoer en de verhandeling van grondstoffen en goederen. De Belgische economie werd hard getroffen. Vooral in de steden werd de toestand steeds nijpender. Zo ook in Kortrijk.
*De advertenties in de krant waarschuwden de Kortrijkzanen in oktober 1917 voor een koude winter. Zoek uit wat de handelaars aanprezen om zich daartegen te bewapenen en geef een voorbeeld op het vlak van verwarming, gezondheidszorg en (mogelijk) overlijden.
**De oorlog en de opeisingen van de Duitsers veroorzaakten in Kortrijk werkelijk een gebrek aan alles. Toon aan dat de Kortrijkzanen vindingrijk waren om nog aan levensnoodzakelijke goederen te geraken, desnoods tegen de wet.